Kennisportfolio P4
Innovatie theorie
BMC = Business Model Canvas
--> Helpt om te analyseren hoe een omgeving verandert en hoe een bedrijf daarmee kan omgaan (structureel voordeel behalen)
Klantsegmenten:
Voordeel: efficiënte communicatie en gericht aanbod aanbieden.
Nadeel: complexiteit (klanten willen verschillen producten/diensten) en kost meer tijd en dus geld.
Keuze: massamarkt of nichemarkt?
- waardedisciplines/Porter generieke strategieën/ soort markt
- gesegmenteerd = 1 product grote markt of gediversifieerd = meer producten en meer doelgroepen
Value proposition/ waarde propositie:
- Waarde toekennen aan producten/diensten
- Waarom zou de klant dienst/product af willen nemen?
- Wat vindt de klant belangrijk?
Channels/ Kanalen:
Bereikt in 5 fasen:
1. Awarenes: bewust worden
2. Evaluatie: kijken, informatie inwinnen
3. Aankoop
4. Aflevering
5. After sales: service na aankoop
--> direct of indirect (partner kanaal)
ICT: behoefte --> informatie --> alternatieven --> uitvoeren --> evaluatie
Internet laat transactiekosten dalen
Customer relationship/ klantrelatie:
- Waarom:
1. Retentie: terugkomen
2. Upselling: meer producten kopen
3. Acquisitie: aanbevelen aan anderen
- Weinig ICT: persoonlijke hulp (accounting), self service
- Veel ICT: geautomatiseerde diensten, communities, co-creatie (klant denkt mee)
Key activities:
--> Wat is belangrijk voor het primaire proces?
Bijv. design, service, logistiek, ICT, productontwikkeling, productieproces
Vraagt meeste management aandacht
Key resources:
--> Welke middelen (assets) nodig om aan klantbehoeften te voldoen?
1. Fysiek (productie)
2. Intellectueel (kennis, info, patenten)
3. Human (kennis krijgen bij mensen)
4. Financieel (kapitaal)
Key partners:
--> Veel mogelijkheid tot innovaties.
1. Strategische allianties (geen concurrentie)
2. Joint ventures (deel v omzet in nieuwe business)
3. Coöptatie (partnerschap bij concurrentie)
4. Lange termijn koper-leveranciersrelatie
Voordelen: schaalvoordelen (efficiënt produceren), beperking, kennis die zelf niet beschikt.
Inkomstenstroom:
--> Hoe geld verdienen?
Bijv. reclame, verkoop, dienstverlening, abonnement, uitlenen/lease, bruikleen/auteursrecht -->licentie, commissie
Kostenstructuur:
- waardegestuurd vs kostengestuurd
- vaste kosten vs variabele kosten
- schaalvoordelen vs scopevoordelen
Informatiemanagement
= vakgebied waarin rol van informatie, voorzieningen en technologie binnen en tussen organisaties wordt onderzocht.
Syntaxis = regels vd taal
Semantiek = betekenis van het veld
Procesgegevens = berekenen uit andere gegevens
Databases = verbinden van velden en tabellen ahv overeenkomende velden/gegevens
Big data = relaties niet perse aangelegd, omdat gegevens uit verschillende gebieden komen:
1 op 1 <-->
1 op n <-->>
n op m<<-->>
Voorwaarden om Big Data te mogen zijn (minimaal 2):
- Volume: hoeveelheid (aantal jaren, MB's, persoonlijkheidskenmerken)
- Velocity: snelheid binnenkrijgen/ opvragen (hoe snel te downloaden?)
- Variety: diversiteit ongestructureerde data (verschillende bronnen)
Betrouwbaarheid ruwe data:
- Juistheid (werkelijkheid)
- Volledigheid (alle data)
- Tijdigheid (juiste periode, op tijd)
Recht
Belangrijke wetsartikelen:
Inleiding onderzoek
Typen onderzoek:
- Fundamenteel: toetsen van theorie (niemand vraagt erom)
- Praktijk: probleem oplossen (iemand vraagt erom)
Stromingen:
- Emperisch-analystisch: objectief en kwantitatief
- Interpretatief: subjectief en kwalitatief
- Kritisch-emancipatorisch: geen voorkeur, als doel maar wordt behaald
PTO-cyclus: Probleem --> Theorie --> Onderzoek --> Probleem
Hoe verloopt een onderzoek:
Probleemanalyse --> Onderzoeksonderwerp --> Dataverzameling --> Data-analyse --> Reportage --> Probleemanalyse :
- Oriënteren: aanleiding en afbakening
- Omschrijven: vraagstelling, doel, model, deelvragen
Kwantitatief: Kwalitatief:
- Survey onderzoek (Enquête) - Observatie
- Secundair onderzoek - Interviews
- Experiment - Literatuur
- Monitor - Benchmark
- Inhoudsanalyse
- Gevalstudie
Kwaliteitscriteria:
- Onafhankelijk
- Toetsbaarheid
- Betrouwbaarheid
- Validiteit
- Bruikbaar
- Generaliseerbaarheid
Populatie = alle eenheden. Hoe groot?
Steekproef = deel van populatie die je benadert
Respondenten = deel dat reageert
Goede vragenlijst = structuur, formulering, antwoordmogelijkheden (uitputtend, logisch, herkenbaar, uitsluitend)
BMC = Business Model Canvas
--> Helpt om te analyseren hoe een omgeving verandert en hoe een bedrijf daarmee kan omgaan (structureel voordeel behalen)
Klantsegmenten:
Voordeel: efficiënte communicatie en gericht aanbod aanbieden.
Nadeel: complexiteit (klanten willen verschillen producten/diensten) en kost meer tijd en dus geld.
Keuze: massamarkt of nichemarkt?
- waardedisciplines/Porter generieke strategieën/ soort markt
- gesegmenteerd = 1 product grote markt of gediversifieerd = meer producten en meer doelgroepen
Value proposition/ waarde propositie:
- Waarde toekennen aan producten/diensten
- Waarom zou de klant dienst/product af willen nemen?
- Wat vindt de klant belangrijk?
Channels/ Kanalen:
Bereikt in 5 fasen:
1. Awarenes: bewust worden
2. Evaluatie: kijken, informatie inwinnen
3. Aankoop
4. Aflevering
5. After sales: service na aankoop
--> direct of indirect (partner kanaal)
ICT: behoefte --> informatie --> alternatieven --> uitvoeren --> evaluatie
Internet laat transactiekosten dalen
Customer relationship/ klantrelatie:
- Waarom:
1. Retentie: terugkomen
2. Upselling: meer producten kopen
3. Acquisitie: aanbevelen aan anderen
- Weinig ICT: persoonlijke hulp (accounting), self service
- Veel ICT: geautomatiseerde diensten, communities, co-creatie (klant denkt mee)
Key activities:
--> Wat is belangrijk voor het primaire proces?
Bijv. design, service, logistiek, ICT, productontwikkeling, productieproces
Vraagt meeste management aandacht
Key resources:
--> Welke middelen (assets) nodig om aan klantbehoeften te voldoen?
1. Fysiek (productie)
2. Intellectueel (kennis, info, patenten)
3. Human (kennis krijgen bij mensen)
4. Financieel (kapitaal)
Key partners:
--> Veel mogelijkheid tot innovaties.
1. Strategische allianties (geen concurrentie)
2. Joint ventures (deel v omzet in nieuwe business)
3. Coöptatie (partnerschap bij concurrentie)
4. Lange termijn koper-leveranciersrelatie
Voordelen: schaalvoordelen (efficiënt produceren), beperking, kennis die zelf niet beschikt.
Inkomstenstroom:
--> Hoe geld verdienen?
Bijv. reclame, verkoop, dienstverlening, abonnement, uitlenen/lease, bruikleen/auteursrecht -->licentie, commissie
Kostenstructuur:
- waardegestuurd vs kostengestuurd
- vaste kosten vs variabele kosten
- schaalvoordelen vs scopevoordelen
Informatiemanagement
= vakgebied waarin rol van informatie, voorzieningen en technologie binnen en tussen organisaties wordt onderzocht.
Syntaxis = regels vd taal
Semantiek = betekenis van het veld
Procesgegevens = berekenen uit andere gegevens
Databases = verbinden van velden en tabellen ahv overeenkomende velden/gegevens
Big data = relaties niet perse aangelegd, omdat gegevens uit verschillende gebieden komen:
1 op 1 <-->
1 op n <-->>
n op m<<-->>
Voorwaarden om Big Data te mogen zijn (minimaal 2):
- Volume: hoeveelheid (aantal jaren, MB's, persoonlijkheidskenmerken)
- Velocity: snelheid binnenkrijgen/ opvragen (hoe snel te downloaden?)
- Variety: diversiteit ongestructureerde data (verschillende bronnen)
Betrouwbaarheid ruwe data:
- Juistheid (werkelijkheid)
- Volledigheid (alle data)
- Tijdigheid (juiste periode, op tijd)
Recht
Belangrijke wetsartikelen:
Inleiding onderzoek
Typen onderzoek:
- Fundamenteel: toetsen van theorie (niemand vraagt erom)
- Praktijk: probleem oplossen (iemand vraagt erom)
Stromingen:
- Emperisch-analystisch: objectief en kwantitatief
- Interpretatief: subjectief en kwalitatief
- Kritisch-emancipatorisch: geen voorkeur, als doel maar wordt behaald
PTO-cyclus: Probleem --> Theorie --> Onderzoek --> Probleem
Hoe verloopt een onderzoek:
Probleemanalyse --> Onderzoeksonderwerp --> Dataverzameling --> Data-analyse --> Reportage --> Probleemanalyse :
- Oriënteren: aanleiding en afbakening
- Omschrijven: vraagstelling, doel, model, deelvragen
Kwantitatief: Kwalitatief:
- Survey onderzoek (Enquête) - Observatie
- Secundair onderzoek - Interviews
- Experiment - Literatuur
- Monitor - Benchmark
- Inhoudsanalyse
- Gevalstudie
Kwaliteitscriteria:
- Onafhankelijk
- Toetsbaarheid
- Betrouwbaarheid
- Validiteit
- Bruikbaar
- Generaliseerbaarheid
Populatie = alle eenheden. Hoe groot?
Steekproef = deel van populatie die je benadert
Respondenten = deel dat reageert
Goede vragenlijst = structuur, formulering, antwoordmogelijkheden (uitputtend, logisch, herkenbaar, uitsluitend)
Reacties
Een reactie posten